Vraag 1.
Van de containers die in 2018 vanwege het hoge risicoprofiel geselecteerd waren voor controles, bleek bovendien 33 procent niet te voldoen aan de veiligheidseisen. Is bij het college bekend, duidelijk, hoe groot en wat de risico's van deze transporten zijn?
Antwoord van het college van B&W:
De genoemde getallen zijn niet van toepassing op transporten van nucleair materiaal over de Westerschelde. In de haven van Antwerpen houdt het Belgische Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) toezicht op de transporten met nucleair materiaal die via de Westerschelde van en naar de haven van Antwerpen varen. Het FANC heeft afgelopen jaren geen nalevingstekorten geconstateerd die de veiligheid in gevaar brengen. De Nederlandse Inspectie Leefomgeving en Transport (Inspectie ILT) controleert risicogestuurd op het transport van gevaarlijke stoffen. Van de risicogestuurde controles van transport van gevaarlijke stoffen over lucht, water, spoor en weg over heel Nederland blijkt ongeveer 33% niet te voldoen aan één of meer van de veiligheidseisen. Specifiek voor nucleaire stoffen geldt, dat zij vallen onder de Kernenergiewet en het toezicht en de handhaving daarop ressorteert onder De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS).
Aanvullende vragen
In het antwoord geeft uw college aan dat werkzaamheden m.b.t. transport en nucleaire stoffen onder twee verschillende autoriteiten is ondergebracht.
1.1 Kan het college aangeven hoe de werkzaamheden en controles van de Nederlandse inspectie Leefomgeving en Transport (Inspectie ILT) zich ten opzichte van de werkzaamheden van de autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming(ANVS) verhouden?
Antwoord van het college van B&W:
Op grond van de Kernenergiewet valt het toezicht op het vervoer van radioactieve stoffen en splijtstoffen onder de bevoegdheid van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). De inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt toezicht en handhaaft wet- en regelgeving op het gebied van het veilig vervoer van gevaarlijke stoffen in het algemeen, onder andere op het veilig vervoer van gevaarlijke stoffen met schepen. Dit gebeurt volgens internationale vervoersregelgeving. Voor zeevaarttransport betreft dit de International Maritime Dangerous Good Code (IMDG Code). Een uitzondering op de bevoegdheden van de ILT vormt het transport van de klasse 7 stoffen (radioactieve stoffen). Dat toezicht berust bij de ANVS die hierbij samenwerkt met de ILT (zie antwoord op vraag 2.)
1.2 Werken deze twee autoriteiten samen, is er afstemming van werkzaamheden en bevindingen?
Antwoord van het college van B&W:
De samenwerking tussen ANVS, ILT en andere rijkspartijen betrokken bij de uitvoering van stralingsbescherming als onderdeel van de Kernenergiewet, is vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst Stralingsbescherming 2017. Bij het uitvoeren van de eigen toezichtstaken informeren ANVS en ILT elkaar over hun bevindingen en eventuele interventies. Daarnaast voeren ANVS en ILT gezamenlijke toezichtsprojecten uit, gericht op een bepaalde doelgroep of thema.
1.3 Bent u het met GL eens dat er extra aandacht besteed moet worden aan communicatie tussen de betrokken organisaties onderling?
Antwoord van het college van B&W:
Toelichting op de communicatie tussen de betrokken organisaties: Er is regulier contact tussen de organisaties, zoals de havenautoriteiten en de vervoerder/vergunninghouder, de ANVS en de ILT, die een directe rol hebben bij de uitvoering van het vervoer van radioactieve stoffen en het toezicht hierop. Ook is er contact tussen het Meld- en Informatiecentrum (MIC) van de ILT en ANVS, voor een goede beantwoording van publieksvragen. Het MIC behandelt vragen en meldingen van bedrijven, burgers en collegahandhavers. Uit vragen gesteld door loodsen en andere partijen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen, blijkt dat er bij hen een behoefte aan informatie over transporten van UF6 over de Westerschelde.
Uraniumhexafluoride (chemische formule UF6) is een vaste stof, licht-radioactief, giftig en niet-brandbaar. Een eventueel ongeval met UF6 dient volgens standaardprocedures bestreden te worden. Het is een tussenproduct bij de productie van brandstof voor kernreactoren. Al deze handelingen vinden plaats in fabrieken op verschillende locaties in de wereld (bijvoorbeeld in Almelo), waardoor radioactief materiaal vervoerd dient te worden. In Nederland vinden transporten van UF6 plaats over de weg van en naar Urenco in Almelo, maar ook naar andere landen. De meeste transporten komen aan of vertrekken vanaf de haven van Rotterdam per schip. Een beperkt deel van de zeetransporten (enkele per maand) vindt plaats van en naar de haven van Antwerpen, via de Westerschelde. Om die reden organiseert de ANVS, samen met de Belgische toezichthouder het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) en Veiligheidsregio Zeeland, een expertsessie over het vervoer van UF6 over de Westerschelde, waarbij zoveel mogelijk betrokken partijen worden uitgenodigd. Het doel van deze expertsessie is om samen met alle partijen het bestaande systeem van procedures en werkwijzen, waaronder de communicatie tussen betrokken partijen, door te nemen en indien nodig afspraken te maken over verbeteringen van dit systeem.
Vraag 2.
Is het college op de hoogte dat naast andere gevaarlijke stoffen het radioactieve stof uraniumhexafluoride over de Westerschelde wordt vervoerd?
Antwoord van het college van B&W:
VRZ is, in het algemeen, op de hoogte dat transport van uraniumhexafluoride over de Westerschelde plaatsvindt. VRZ wordt echter niet per transportbeweging in kennis gesteld. Deze informatie is wel bij het FANC en ANVS bekend. Bij incidenten worden de hulpdiensten, conform standaardafspraken, geïnformeerd over de lading van de betreffende schepen. In het algemeen zijn de transportrisico’s in kaart gebracht middels de risicokaart Zeeland. Hierin zijn ook de transportroutes van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde opgenomen.
Aanvullende vragen
U geeft in uw antwoord aan dat de VRZ een risicokaart voor Zeeland heeft waarin ook de transportroutes voor gevaarlijke stoffen zijn opgenomen.
2.1 Zijn naast de risico's ook de mogelijke gevolgen van een calamiteit met nucleaire stoffen en hoe hierbij te handelen hierin (risicokaart) opgenomen?
Antwoord van het college van B&W:
In de risicokaart zijn in het algemeen de transportrisico’s in kaart gebracht. De mogelijke gevolgen van calamiteiten met nucleaire stoffen en de wijze waarop gehandeld dient te worden bij dit soort calamiteiten zijn opgenomen in het handboek en de training voor specialisten gevaarlijke stoffen.
2.2 Verschillende gevaarlijke stoffen worden over de Westerschelde vervoerd, zijn de risico’s en bijhorende effecten die verschillende stoffen op elkaar hebben in de risicokaart opgenomen?
Zo nee waar zijn die effecten en eventuele interventies terug te vinden?
Antwoord van het college van B&W:
Nee, de effecten die stoffen op elkaar kunnen hebben zijn niet in de risicokaart opgenomen. De reactie van gevaarlijke stoffen onderling en de effecten daarvan dienen per geval te worden beoordeeld door een specialist. In geval van incidenten met nucleaire stoffen zal een nucleair expert samen met een adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) een analyse maken waarop het handelingsperspectief wordt gebaseerd.
Vraag 3
Kunt u aangeven wat de schaalvergroting, het aantal schepen dat containers met radioactief materiaal over de Westerschelde verplaatst, is ten opzichte van 5 tot 10 jaar terug is?
Antwoord van het college van B&W:
Het aantal transporten van radioactief materiaal over de Westerschelde is al jaren ongeveer gelijk. Dit betreft gemiddeld 10 transporten per maand.
Vraag 4
Bent u het eens dat door schaalvergroting de kans op een eventuele calamiteit toeneemt?
Antwoord van het college van B&W:
De praktijk wijst dit niet uit. In het Zeeuwse risicoprofiel zijn scenario’s van incidenten op het water opgenomen. Sinds 2013 is er een licht stijgende trend in het aantal significante scheepvaartongevallen met een piek in de jaren 2014 en 2015 (11 incidenten). In vergelijking met 2014 en 2015 is er vanaf 2016 en 2017 een daling naar 8 resp. 9. De cijfers over 2018 zijn nog niet beschikbaar. Het blijkt dat de binnenvaart het vaakst betrokken is bij ongevallen in de periode 2013-2017.
Het aantal transporten met nucleair materiaal is al jaren gelijk, zie ook onder ‘3’.
Vraag 5
Deelt u het inzicht van GroenLinks dat zowel de kans op een incident als de grootte van de gevolgen hiervan in kaart gebracht en onderzocht moeten worden?
Antwoord van het college van B&W:
Er is in 2011 een actualisatiestudie uitgevoerd naar de risico’s van transport met gevaarlijke stoffen over de Westerschelde en de prognose over de jaren 2015-2030 in opdracht van Rijkswaterstaat. De werkelijkheid komt overeen met de beschreven prognoses uit dit rapport.
Vraag 6
Welke stappen wil en kan het college ondernemen om de risico's op een calamiteit te minimaliseren?
Antwoord van het college van B&W:
Wij onderkennen de risico’s op de Westerschelde. De hulpdiensten zijn ingericht om incidenten op het water te bestrijden. Binnen VRZ is bijvoorbeeld het programma Maritieme veiligheid opgericht om de incidentbestrijding op de Zeeuwse wateren te verbeteren. Een eventueel ongeval met uraniumhexafluoride wordt door de hulpverleningsdiensten (onder andere Veiligheidsregio en Havenautoriteiten) bestreden zoals andere incidenten met gevaarlijke stoffen. Conform ‘Incidentbestrijdingsplan Deltawateren (2013)’ kunnen de hulpdiensten beschikken over relevante ladinggegevens. Op gevaarlijke stoffen incidenten wordt frequent geoefend. Er is geen aanleiding tot het treffen van specifieke extra maatregelen voor de incidentbestrijding van een ongeval met UF6. De vragen die in de media circuleren zijn aanleiding om een expertsessie te organiseren, waarbij wordt gekeken of de bestaande procedures en werkwijzen aanpassing behoeven. In deze sessie zal daarbij aandacht zijn voor de beleving van radioactiviteit van bij transport en bij incidentbestrijding betrokken partijen en worden verbeteringen opgepakt.
Aanvullende vragen
Welke stappen wil en kan het college ondernemen om de risico's op een calamiteit te minimaliseren? In uw antwoord geeft u aan dat er geen aanleiding is tot het treffen van extra specifieke maatregelen voor de incidentbestrijding van een ongeval met UF6 (Uraniumhexafluoride), daarmee hopen we dat het programma Maritieme veiligheid voldoende zekerheid biedt.
6.1 Kunt u ons de meest relevante versie van het programma maritieme veiligheid van de VRZ doen toekomen? Verder wordt in hetzelfde antwoord aangegeven dat vragen in de media circuleren een aanleiding zijn om een expertsessie te organiseren om te kijken of de bestaande procedures en werkwijzen aanpassing behoeven. Tevens geeft u aan dat daarbij aandacht zal zijn voor de beleving van radioactiviteit van bij transport en bij incidentbestrijding betrokken partijen en worden verbeteringen opgepakt!
Antwoord van het college van B&W:
Het incidentbestrijdingsplan Deltawateren is als bijlage 1 toegevoegd onder documentnummer 1145696. Het programmaplan maritieme veiligheid Deltawateren 2016-2019 is als bijlage 2 toegevoegd onder documentnummer 1145698.
6.2a Hebben de Veiligheidsregio Zeeland en de Havenautoriteiten ieder hun eigen richtlijnen en regelgeving?
Antwoord van het college van B&W:
Veiligheidsregio Zeeland volgt de bestaande en vigerende wet- en regelgeving. Een en ander wordt beschreven in de wet Veiligheidsregio’s.
6.2b Hoe vaak is er onderling afstemming over gezamenlijke belangen bij incidenten en calamiteiten?
Antwoord van het college van B&W:
Binnen het programma maritieme veiligheid van Veiligheidsregio Zeeland is een werkgroep opgericht welke viermaal per jaar samen komt. Daarnaast is er een stuurgroep en deze komt tweemaal per jaar bijeen. Aan de werkgroep en stuurgroep nemen verschillende betrokken partners op het gebied van maritieme veiligheid deel. Wanneer er vraagstukken zijn welke directe afstemming vragen, zal er afstemming met betrokken partijen worden gezocht.
6.3 Welke autoriteit initieert verbeteringen waarbij meerdere partijen betrokken zijn, indien nodig?
Antwoord van het college van B&W:
Dit is afhankelijk van de taken waarop de verbeteringen betrekking hebben. De organisatie die verantwoordelijk is voor die taken neemt het initiatief.
6.4 Wat bedoelt u in uw antwoord met de beleving van radioactiviteit bij transport en incidentbestrijding? Kunt u daar uitleg over geven?
Antwoord van het college van B&W:
Incidenten met gevaarlijke stoffen op de Westerschelde zullen in geval van calamiteiten via standaardmethodiek (IBGS-procedures) worden bestreden. UF6 is naast chemisch reactief ook (licht) radioactief. De chemische eigenschappen bepalen in dit geval de aanpak bij de bestrijding van incidenten. Gezien echter de beleving met betrekking tot radioactieve stoffen van nautisch personeel tijdens de reguliere transporten en van hulpverleners in geval van calamiteiten en het feitelijke gevaar van radioactieve stoffen verschillen, wordt hier tijdens een expertsessie specifieke aandacht aan besteed.
6.5 Wanneer zal de expertsessie worden gehouden?
Antwoord van het college van B&W:
Op donderdag 5 december vindt er een expertsessie plaats in Vlissingen over nucleaire transporten over de Westerschelde. De sessie gaat over nucleaire transporten over de Westerschelde en de incidentbestrijding
van nucleaire incidenten op de Westerschelde. Tijdens deze sessie wordt gekeken of de bestaande procedures en werkwijzen aanpassing behoeven.
Deze expertsessie wordt georganiseerd door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en Veiligheidsregio Zeeland.
6.6 Worden de Loodswezen(s) en hun rol in de expertsessie meegenomen?
Antwoord van het college van B&W:
Naast andere partijen wordt een vertegenwoordiger van het loodswezen uitgenodigd.
6.7 Kunnen de resultaten van de expertsessie aan de raad beschikbaar worden gesteld?
Antwoord van het college van B&W:
De opbrengst van de expertsessie zal (ook) aan de raad beschikbaar worden gesteld.