Om 19.30 opende Ron Lubbersen van de ZB de avond, hij
vertelde dat ‘gelukkig werken’ een complex begrip is, een vraagstuk met vele dimensies. Hij eindigde met de introductie van prof. Ruud Muffels van Tilburg University. Muffels gaf een kleine lezing van een half uur over gelukkig werken. Allerlei aspecten werden dan ook besproken, zoals ‘wat is geluk?’ En
‘word je gelukkig van werk?’. Hij vertelde dat we in de toekomst anders gaan werken, namelijk minder, flexibeler, sneller, slimmer en misschien zelfs verstandiger. De meeste mensen zijn gelukkig met hun werk, maar de vraag is of ze ook betrokken zijn. Betrokkenheid leidt namelijk tot gelukkig werken, mensen die betrokken zijn bij hun werk, zijn gelukkiger en nog meer tevreden zijn met hun werk, ze kunnen het werken langer volhouden en nemen ook meer initiatief. De recent overleden oud- voetballer Johan Cruijff werd ook nog aangehaald met een citaat, namelijk: “Als je gelukkig wil worden moet je dingen doen waar je gelukkig van wordt, logisch toch?”. Zo simpel is het misschien ook wel, gaf Muffels toe. De helft van ons geluk wordt namelijk bepaald door genen
en persoonlijkheid en de andere helft door de dingen die we doen. Er zijn boekenkasten vol geschreven over geluk, dus daar wilde Muffels het publiek niet mee vervelen. Maar een kleine samenvatting over geluk kan nooit kwaad:
Wat is geluk?
* Geluk is tevreden zijn met het leven en in staat zijn de dingen te doen die het leven goed maken.
* Een goed gevoel hebben over het leven dat je leidt.
* Meer positieve emoties ervaren dan negatieve emoties.
* Een goede geestelijke gezondheid, namelijk weinig stress.
* Zin en betekingsgeving aan het leven, het gevoel hebben dat je iets waardevols tot stand brengt.
Deze vijf punten kunnen omschreven worden als de volgende termen:
* The good life
* Life evaluation
* Positive and negative affect
* Low depression
* Meaning of life
Vervolgens kwam hij bij het meten van geluk, geluk is namelijk moeilijk objectief te meten, het is enigszins af te leiden uit gedrag, maar het is makkelijk te meten door het
simpelweg aan mensen te vragen.
Ook vertrouwen is een belangrijk aspect bij gelukkig werken, als je mensen vertrouwen geeft dan geven mensen dat terug door middel van prestaties. Hetzelfde geldt voor verantwoordelijkheid.
Na de lezing gaf prof. Muffels het stokje door aan Paul van Meenen, D66 TK lid. Meneer van Meenen begon als eerste van de vier aan een pitch over een specifiek onderwerp met betrekking tot Gelukkig Werken.
Van Meenen hield een pitch van vijf minuten over het onderwerp ‘Levenslang leren’.
Van Meenen vertelde over zijn carrière, namelijk die van wiskundedocent. Als docent zag hij dat de ruimte en zeggenschap van mensen die in het onderwijs werken steeds meer in de verdrukking komt, vanwege de drang van de overheid om alles te meten en bij te houden. Hij is in Den Haag bezig om de docent zijn beroep en zeggenschap weer terug te kunnen geven. Want zodra een docent plezier krijgt in het lesgeven, krijgen de leerlingen plezier in het leren. En wanneer mensen plezier hebben in leren hebben ze later ook plezier in werken, zo zegt van Meenen. Hij vindt dat
de overheid te weinig er aan doet om een leven lang te leren te stimuleren.
Na de heer van Meenen, is het de beurt aan de algemeen directeur van Orionis Walcheren, Hans Feenstra. Feenstra heeft als onderwerp ‘Werken om te leven’.
Feenstra verteld over het werk wat Orionis doet voor mensen. Hij neemt als voorbeeld Esmeralda, een ongetrouwde vrouw met een kind, die in de avonduren in de horeca en schoonmaak werkte. Ze redde het niet, Orionis heeft haar
geholpen en haar net dat beetje extra power gegeven zodat ze ging solliciteren naar ander werk. Esmeralda heeft nu een maatschappelijk leven op haar werk en een sociaal maatschappelijk leven thuis met haar zoontje, zij is nu gelukkig aan het werk als receptioniste bij een hotel. Feenstra wil het gezegde ‘recht hebben op bijstand’ graag veranderen naar
‘recht hebben op werk’.
Hans Feenstra geeft het stokje door aan Frans van de Steen, die het over de 24-urige werkweek heeft.
Van de Steen legt uit dat dingen delen met je geliefde, je kinderen en je vrienden gelukkig maakt. Dit kunnen allerlei dingen zijn: seks, voedsel, gereedschap en nog veel meer. Hij vindt dat herverdelen de belangrijkste taak is van de politiek, want je kennis en ervaringen delen maakt gelukkig. Delen is het cement van elke veilige, vitale en gelukkigere samenleving. We moeten opnieuw leren om te gaan delen, vindt van de Steen, we zijn het verleerd, er komt een steeds grotere kloof in de samenleving. Er is sprake van een enorme kloof tussen arm en rijk. Hij verteld over zijn opa die
60 uur per week werkte, zijn vader werkte 48 uur en hij zelf werkt 36 uur. Per generatie neemt de werkweek met 12 uur af. Hij vindt dan ook dat een 24-urige werkweek het probleem oplost. Zo geef je meer mensen meer tijd, wat de mensen enorm gelukkig maakt. Zo sluit je mensen in en niet uit.
Als laatste was Harry de Boer van TNO Healthy Living & Work aan de beurt, hij had het over ‘Functie voor het leven’.
De Boer verteld dat leven makkelijker is dan je denk, maar moeilijker als je denkt. Het leven gaat om dingen die je gelukkig maken, dus ook je werk. Jongeren zie je steeds vaker switchen van baan, de zogeheten jobhoppers. Het maakt niet uit of het om hoog- of laagopgeleiden mensen gaat. Er zijn veel factoren die belangrijk zijn bij gelukkig werken, maar het belangrijkste is wat je zelf wilt en kunt. Mensen vinden het moeilijk om een kleine verandering te laten plaatsvinden. Terugpakkend op zijn eigen carrière
verteld de Boer dat het nooit zo gaat zoals je denkt dat het zal gaan. Een functie voor het leven bepaal je meer en meer zelf en dat mag! Wees de regisseur over je eigen leven!
Na de pitches waren er vier werkgroepen, die verder gingen
over de vier onderwerpen van de pitches. De highlights van de discussies werden daarna gepresenteerd door eerstejaars studenten van de opleiding Communicatie van de HZ University of Applied Sciences.
In werkgroep 1 gingen ze verder over het ‘Levenslang Leren’:
Tijdens de discussie bij deze groep kwamen er verschillende stellingen over het onderwerp aan bod. De eerste stelling was ‘levenslang leren of lang leven leren?’. Reacties daarop waren dat het inderdaad levenslang leren is, omdat leren nooit ophoudt. Zo lang als je leeft, leer je. Het is niet per se een ‘moeten’. Je leert
iedere dag onbewust toch altijd van alles. Daarnaast werd er ook gezegd dat het wel lang leven leren is, want een dag niet geleerd, is een dag niet geleefd. Ten slotte was de laatste mening dat het helemaal aan jezelf ligt of het lang leven leren of levenslang leren is. Je vult dit namelijk zelf in.
Bij de tweede stelling, ‘er moet een leerplicht voor in het bedrijfsleven worden ingevoerd’, werd er gezegd dat dit voor een afbraak van de motivatie zou zorgen. In tegenstelling tot die reactie was ook de mening dat sommige mensen juíst een stok achter de deur nodig hebben om tot leren aangezet te worden. Dan zou de leerplicht juist een uitkomst zijn.
De baas moet bepalen wat er met het loopbaanpotje gebeurt was de derde stelling, waar de mensen die aan het gesprek deelnamen over het algemeen over eens waren. De baas moet niet alleen, maar samen met de werknemer kijken wat er met dat potje
gebeurt. De baas kom zo zijn personeel up-to-date houden, maar er zijn daarnaast ook mogelijkheden tot zelfverrijking.
De vierde stelling had te maken met zzp’ers. Zou het zo zijn dat levenslang leren de kloof tussen contractmensen en zzp’ers vergroot? De meningen daarover waren vrijwel eensgezind. Het zou inderdaad voor een grotere kloof zorgen. Daarom zou er meer moeten worden geregeld voor de zzp’ers.
In werkgroep 2 gingen ze verder over ‘Werken om te leven’:
Tijdens de gespreksgroep is gesproken over het onderwerp: mensen hebben het recht op inkomen en recht op werk. Verschillende mensen in de gespreksgroep gaven hun mening en lichtten die toe.
Zo was Hans Feenstra van Orionis Walcheren van mening dat mensen meteen aan het werk moeten, met een basisinkomen, zodat de mensen een dagritme opbouwen. Anderen vonden dat mensen geholpen moeten worden bij werk, maar dat dat niet het eerste is waaraan gedacht moet worden. Zij vinden dat de mensen eerst een basisinkomen moeten krijgen en van daaruit op zoek moeten gaan naar werk.
Iedereen heeft recht op geluk. Dit geluk komt niet alleen door werk, maar het werk helpt wel om beschikking te hebben op de middelen van bestaan (geld). Deze middelen van bestaan helpen om het geluk te bereiken. Door te leren delen kunnen we ook over middelen van bestaan beschikken.
Re-integratie maakt mensen gelukkig, maar ook ontevreden. Als de samenleving aan mensen gaat trekken om ze tot werk aan te zetten, zal dit niet geluk als gevolg hebben. Ook kost het voortdurend trekken aan mensen
geld. We moeten iedereen het recht op geluk geven.
Een van de stellingen waarover gesproken is, luidt “Geef mensen een PGB/basisinkomen voor het leven.”
In deze situatie krijgen mensen een inkomen en bepalen ze zelf welk werk ze gaan doen: voor een werkgever, als mantelzorger, opleiding of cursus volgen, vrijwilligerswerk doen. Of ze besluiten niets te doen voor het basisinkomen.
Het geven van een basisinkomen geeft meer keuzemogelijkheden voor mensen. Dat zorgt voor een gevoel van vertrouwen bij de mensen. Vertrouwen is een belangrijke factor. We moeten zorgen dat de mensen ook vertrouwen in zichzelf krijgen, maar maatschappelijke organisaties moeten ook vertrouwen hebben in de mensen. Het regelgevingstraject in momenteel erg negatief om iemand een inkomen te geven. Door de vele regels wordt iemand gecheckt om o.a. misbruik te voorkomen. Dit geeft een gevoel van wantrouwen.
Een stelling die uit de vorige stelling voortvloeide, luidt “Is het ethisch als mensen niets bijdragen aan de samenleving en wel een bijdrage ontvangen?”
Hierbij noemde iemand een voorbeeld van een Afrikaans land waar een experiment is gehouden. Iedere inwoner krijgt een vast budget en bepaald zelf wat hij/zij gaat doen, of dat hij/zij niets doet. Het resultaat: iedereen ging aan de slag. Op basis van dit experiment zal het dus nauwelijks iemand alleen op de bank zitten en niets doen.
Veel deelnemers van de gespreksgroep waren van mening dat het eindeloos trekken aan mensen meer geld kost en de mensen ongelukkiger maakt, dan het verstrekken van een basisinkomen in ruil voor niets. Mensen moeten niet onder druk gezet worden en de keuzevrijheid is belangrijk. Overigens waren de deelnemers wel van mening dat ze het liefst willen dat de mensen iets terugdoen voor het ontvangen inkomen, een stukje wederkerigheid. Hetgeen ja aan de maatschappij bijdraagt, moet je eigen leven ook zinvol maken.
In werkgroep 3 gingen ze verder over de ’24-urige werkweek’:
De mensen in deze werkgroep geven aan dat ze gelukkig aan het werk zijn. Ze voelen dat er van alles aan het veranderen is, maar hebben het idee dat Zeeland er nog niet helemaal klaar voor is. De werkgroep begint met de vraag ‘waarom hoor je zo weinig over een 24-urige werkweek?’
Er worden verschillende antwoorden gegeven, namelijk dat werkgevers er niet zo happig op zijn, dat Nederland al één van de landen is waar het meeste deeltijd wordt gewerkt en dat het niet mogelijk is bij hogere functies. Iemand die docent is geeft aan dat veel mensen in het onderwijs wel deeltijd werken, maar dat dat niet wil zeggen dat ze minder werken. Er worden steeds meer dingen van werknemers verwacht. Vergadering hier, vergadering daar, er wordt verwacht dat je aanwezig bent.
Frans van de Steen is zelf ook aanwezig in de werkgroep, hij verteld dat er vroeger nog een grote mate was van nationale soevereiniteit, de politiek kon toen nog in grote delen autonoom beslissen hoe ze alles gingen organiseren. Er was sprake van een socialer beleid, meer gericht op
herverdeling, en dus werd ook de toegenomen arbeidsproductiviteit herverdeeld.
Meneer Labruijère vertelt: “De gespreksleidster stelde als
openingsvraag: Hoe komt het dat de arbeidstijdverkorting tegenwoordig niet meer verder terugloopt zoals dat in het verleden welgebeurde van 66 uur naar 40 uur naar 24 uur? Mijn antwoord daarop is: omdat de arbeid nog steeds koopwaar is. Niet onze arbeid als zodanig kan koopwaar zijn maar het product van de arbeid. Ik heb niets aan de arbeid die verricht wordt aan een stoel maar wel aan de stoel zelf. De slavernij is dan wel afgeschaft maar onze arbeid bieden we nog altijd aan op de arbeidsmarkt. We zijn dus nog steeds loonslaven.
Om daar verandering in aan te brengen is, naar mijn mening, een geheel nieuw ordeningsconcept voor de samenleving nodig zoals ontwikkelt door Rudolf Steiner namelijk de Driegeleding van de maatschappij. Deze houdt het volgende in.
We kunnen drie geledingen in de maatschappij onderscheiden:
1. Het geestesleven, waarin thuishoren cultuur, kunst, wetenschap, religie, opvoeding, onderwijs enz. In deze geleding dient volstrekte vrijheid te zijn. Er zullen dan geen voorschriften vanuit de politiek mogelijk zijn over wat de inhoud van bijvoorbeeld de lesstof moet zijn.
2. De economie, waarin alleen thuishoren de consumptie, verhandeling en productie van waren. Iets is pas een waar wanneer het ter verkoop aangeboden wordt. In de
economie zijn we geheel afhankelijk van elkaar. We zouden niet het symposium kunnen houden wanneer er niet honderden mensen aan het werk waren in elektriciteitscentrales, aardgaspompinstallaties enz. Deze afhankelijkheid wordt nu uitgevochten door een concurrentiestrijd, een broederstrijd. Maar eigenlijk hoort daar de broederschap waarin we elkaar van dienst zijn. De nood van de ander als motief tot eigen handelen. Bij deze economie past als organisatievorm de associatie. Een associatie is een overlegorgaan tussen consumenten, handelaren en producenten waarin de feitelijke, werkelijke behoeftevraag van de consument uitgangspunt is om toe te werken naar de best mogelijke manier om in die behoeften te voorzien.
3. Het rechtsleven. Tussen geestesleven en economisch leven is er het rechtsleven, het politieke leven. In de rechtsstaat is iedereen gelijk. Ieder heeft evenveel rechten en plichten. In het rechtsleven regelen we onze onderlinge rechtsverhoudingen met elkaar. Dat betekent ook een directe democratie.
Ik ben mede/initiatiefnemer van twee nu na 30 jaar nog bestaande winkels waarin loskoppeling van arbeid en inkomen wordt gerealiseerd.
De medewerkers geven in een totaal bedrag aan hoeveel inkomen zij per maand, gedurende bijvoorbeeld een periode van 6 maanden, nodig hebben. De klanten verplichten zich dit bedrag op te brengen. Het staat dus los van de omzet. Er is geen looncontract maar een verdeelcontract. De overige kosten van de winkel worden op de gangbare manier in een prijs per artikel uitgedrukt.
Voor alle duidelijkheid: ieder mens behoort tot alle drie de geledingen.
Ik denk dat het basisloon een begin is van loskoppeling van arbeid en inkomen.
Een opmerking die wordt gemaakt is: “het is crisis: er is minder werk, maar toch hoor je niemand over minder werken.”
Van de Steen pakt het daar weer op, hij zegt dat we niet te veel out of the box moeten denken. We kennen arbeidsverkorting van eerdere generaties. Veel mensen werken over hun kop, te veel. En veel jongeren hebben geen baan. 1+1=2 vindt hij. We moeten het werk herverdelen.
In werkgroep 4 gingen ze verder over ‘de functie van het leven’:
Een samenvatting in kernzinnen: Wat triggert mensen:
• Je moet heel hard werken terwijl je er moeilijk van kan leven
• Levenservaring en ontwikkeling
• Basisinkomen
• Zelfstandigheid en eigen keuzes maken
• Doorgaan met vanzelfsprekendheden begin bij jezelf, als je steeds een baan hebt die bij je past hoef je niet te werken dan is het je hobby.
• Particuliere dienstverlening, soms is het niet mogelijk om een baan te hebben waar je ook echt plezier in hebt.
- Management lagen –. Zelfstandig denken wordt geremd en niet beloond. Het enige wat helpt is de discussie aangaan.
- Functie van het leven, hoe zorg je dat iedereen meedoet. Je hebt vaak altijd een keus in wat je doet.
Als je zelf je eigen keuzes maakt word je gelukkiger in wat je doet.
- Mensen moeten geactiveerd en gemotiveerd worden zodat ze eigen keuzes maken en uit zichzelf actiever worden.
- Elke baan kan leuk en zinvol zijn, gelukkig maken gebeurt alleen als de juiste persoon er maar bij zit.
- Je moet in het leven lef tonen, keuzes maken om gelukkiger te worden
- Hulp nodig bij actiever maken van mensen je moet ze niet afhankelijk maken
“Je bent regisseur over je eigen bestaan, je moet werken om geld te verdienen. Veel mogelijkheden worden niet benut.”
Na de werkgroepen werden de highlights uit de discussies nog verder besproken door drie politici: Paul van Meenen, TK lid D66, Gerwi Temmink, PS lid GroenLinks en Krijn Hamelink, voormalig fractievoorzitter CU Middelburg.
Na deze reflectie werd de avond afgesloten met een borrel.