Van 11 oktober tot en met 21 november 2013 heeft het projectplan voor de verkennende studie naar de langetermijnbeheeropties voor radioactief afval en verbruikte splijtstoffen (verder: verkennende studie) voor inspraak ter inzage gelegen. Els Verhage heeft daarop gereageerd als inspreker (tekst: zie verderop). Het Ministerie van Economische Zaken reageert op 14 april 2014 met de laatste stand van zaken van de verkennende studie. Zie daarvoor de bijlagen, waaronder het "Nationaal uitvoeringsprogramma voor het langetermijnbeheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen Advies over reikwijdte en detailniveau 10 april 2014 / rapportnummer 2842–58"

 

De tekst van de zienswijze:

In deze brief vindt u mijn zienswijze met betrekking tot het Projectplan Verkennende studie naar de lange termijn beheersopties voor radioactief afval en verbruikte splijtstoffen.

De termijn voor het indienen van een zienswijze loopt van 11 oktober 2013 tot 21 november 2013.

In het algemeen leest het rapport al richting een favoriete eindoplossing, namelijk het staande beleid: 100 jaar bovengrondse interim-opslag (al gerealiseerd bij de COVRA) en dan geologische eindberging. Dat maakt ook de komende inspraakprocedure tot een farce.

Zonder enige wetenschappelijke onderbouwing wordt gesteld: "Geologische berging is naar de huidige stand van de wetenschap en techniek een oplossing die verzekert dat het afval ook na duizenden jaren buiten de levensruimte (biosfeer) van de mens blijft." (3.2.10)

Dit terwijl de geologische eindberging van laag- en middelradioactief afval in het Duitse Asse, al na enkele decennia dusdanige ernstige problemen oplevert dat er miljarden euro\'s wordt uitgetrokken om meer dan 120.000 vaten afval uit de opslagmijn te halen.

In feite blijkt uit deze stellingname dat het in de jaren 1970 ingenomen beleid steeds opnieuw uitgevonden wordt. Deze vooringenomenheid maakt dat het vertrouwen in dit zoveelste proces niet groot is.

De keus voor kernenergie wordt zover mogelijk van deze inspraak ronde gehouden. De opsomming in de kennisgeving is ronduit misleidend:

"Radioactief afval en verbruikte splijtstoffen (hierna: radioactief afval) ontstaan bij verschillende toepassingen, zoals de bereiding en het gebruik van medische radioactieve isotopen, verschillende onderzoekstoepassingen, werkzaamheden in de gas- en olie-industrie en de opwekking van elektriciteit in een kerncentrale."

Dezelfde minister van Economische Zaken laat in een brief van 13 augustus

2013 weten dat  90% van het hoogradioactief afval afkomstig is van kerncentrales en "de overige 10% is voor het grootste deel afkomstig van de onderzoeksreactor Petten, waar medische isotopen worden geproduceerd."

Waarde van dit proces

In het document staat: "Het eerste afwegingskader filtert de opties dus op basis van de kennis van nu (wet- en regelgeving en stand van de techniek) en op het uitgangspunt dat de beheeroptie in Nederland kan worden gerealiseerd. Mochten hierop in de toekomst wijzigingen plaatsvinden, moet daar flexibel op in worden gespeeld. Opties die nu niet als realistisch beschouwd worden, kunnen dan alsnog worden onderzocht."

Feitelijk betekend dit dat alles anders kan worden en kan de waarde van deze hele exercitie als uiterst gering gezien worden, met name door het tijdsbestek tussen nu en het moment dat overgegaan met worden tot het realiseren van een eindberging, pakweg over 100 jaar (een reden te meer dat deze generatie het moet oplossen)

Vermijdbaarheid van afval

Belangrijke afweging (ethisch maar ook praktisch) is de vermijdbaarheid van het afval: is het afval noodzakelijk. Dat is dus al het afval wat vanaf nu nog geproduceerd wordt. Er is een groot verschil tussen bestaand afval en in de toekomst geproduceerd afval. Om heel veel redenen is er geen enkele rechtvaardiging voor het blijven produceren van (hoog-) radioactief afval; alleen al omdat door de overcapaciteit op de elektriciteitsmarkt de kerncentrale onmiddellijk gesloten kan worden.

Deze generatie moet probleem oplossen

Deze generaties heeft de lusten gehad (als daar al van gesproken kan worden, maar in ieder geval de elektriciteit er van gebruikt), dus moet ook in deze generaties een oplossing gerealiseerd worden. Het is onethisch om pas na de volgende eeuwwisseling over bijvoorbeeld locaties van een eindberging te praten. Dit ondanks dat in de richtlijnen staat dat er "geen onredelijke lasten op de schouders van latere generaties" mogen neerkomen. (2.4)

Daarom moet er zo snel mogelijk een eindberging gerealiseerd worden. Zoals ook de onmiddellijke ontmanteling van Borssele in de kernenergiewet is geregeld, zal ook geregeld moeten worden dat binnen een korte periode een eindberging gevonden moet zijn. Of dat dan 10 of 20 jaar is kan onderwerp van discussie zijn, maar 100 jaar is ver buiten dat kader.

Economische argumenten

Het beheersdocument is doordrenkt met economische afwegingen die beheersopties in de weg lopen of bepalen.

De belangrijkste economische afweging is dat door de geringe hoeveelheid afval een snelle realisering van een eindberging te duur is. Het kan niet zo zijn dat (alleen) een economisch argument het onethische doorschuiven van verantwoordelijkheden dicteert. Dan worden de komende generaties opgezadeld met een onopgelost (en onoplosbaar?) probleem door een onjuiste economische afweging.

Internationale opslag (in- en export)

In de beheersopties-document wordt internationale opslag niet besproken: dit terwijl de discussie en ontwikkelingen steeds meer de kant van samenwerking van landen met een klein kernenergie-programma op gaat. Sterker: in de Richtlijn/2011/70/Euratom wordt die internationale opslag mogelijk gemaakt; binnen de EU, maar ook buiten de EU. Daarom is het vreemd dat dat bij de beheersopties weggelaten wordt. De beheersoptie moet daarom internationale opslag uitsluiten in plaats van niet-bespreken. Een in- en uitvoer verbod moet in wetgeving geankerd zijn.

Ik vertrouw er op dat u mijn opmerkingen zult betrekken bij de verdere procedure en mij op de hoogte houdt van verdere stappen,

Hoogachtend,

Els Verhage

Vlissingen / Nederland